Tjiftjaf
m. (-s), klein, grijsgroen inlands zangvogeltje (Phylloscopus collybita), ook wel duimpje, tierentijn en vinkenbijtertje geheten, dat tussen loofhout in tuinen en parken, in hagen en in bossen vrij algemeen is.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), klein, grijsgroen inlands zangvogeltje (Phylloscopus collybita), ook wel duimpje, tierentijn en vinkenbijtertje geheten, dat tussen loofhout in tuinen en parken, in hagen en in bossen vrij algemeen is.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip tjiftjaf heeft 2 verschillende betekenissen: 1) kleine inheemse zangvogel. kleine inheemse zangvogel die herkenbaar is aan zijn typische eentonige zang die klinkt als tjif-tjaf. 2) nabootsing van de zang van de tjiftjaf.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
tjiftjaf - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) Phylloscopus collybita, een kleine zangvogel uit de Zangers (Sylviidae) ♢ Ik hoor een tjiftjaf in die boom daar. Woordherkomst De naam is een onomatopee: een klanknabootsing van de zang van de vogel.
Vogelbescherming Nederland 2009)
De tjiftjaf is een kleine, onopvallend bruingeelgroen gekleurde vogel. In het voorjaar en de vroege zomer bijna overal horen. De tjiftjaf is (vooral) een bosvogel die houdt van een rijke ondergroei; veel struikgewas en lage bomen. Wordt in uiterlijk vaak verward met de fitis, maar door het herhaald roepen van zijn eigen 'tjif-tjaf' is snel duidelij...
Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)
(Phylloscopus collybtia). In Zeeland een vrij algemene broedvogel (500 -1000 paar) van bossen met opgaand geboomte. De laatste decennia is de soort op Walcheren en Zuid-Beveland toegenomen. Hoofdzakelijk zomervogel, maar wordt de laatste jaren ook wel ’s winters gezien.
Lize Stilma (1961)
We kennen ook een vogeltje, dat af en toe zijn keeltje schraapt en dan verder zingt, dat is de tjiftjaf. Deze loofzanger heeft donkerbruine poten en de rest is groenolijfbruin.
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
(Fr.: tomke, ttimke). Zangvogeltje, soms reeds in mrt. aanwezig. Algemeen in bossen, parken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: