Wat is de betekenis van SOLLEN?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOLLEN

(solde, heeft gesold), 1. (w. g.) werpen als een bal: iem. sollen in een deken, opgooien en weer opvangen; 2. heen en weer slingeren of geslingerd worden, inz. op zee; 3. trekken, sleuren: sol mij toch niet zo; — inz. (onoverg.) spelenderwijs met iets bezig zijn, heen en weer trekken of slepen: de kinderen solden met de hond...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sollen

sollen - Werkwoord 1. met volstrekte willekeur behandelen sollen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sol

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sollen

v., fodzje; met iem. —, mei immen om fodzje.

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Sollen

moeten, zullen (met nadruk); mogen; behoren; das hättest du sehen sollen, dat had je moeten zien; er soll es tun, hij zäl ’t doen; soll er nur warten!, laat hem maar wachten!; was soll es denn sein? (in winkel), wat zal 't zijn?; sollte er verhindert sein..., so komme ich, mocht hij verhinderd zijn..., dan kom ik; er soll sehr...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sollen

solde, h. gesold (heen en weer gooien; plagen): met een hondje sollen; niet met zich laten een loopje laten nemen.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sollen

('sollәn) (solde, heeft gesold) 1. in een deken opwerpen en weder opvangen. 2. heen en weer trekken: sol mij toch zo niet. 3. voor de gek houden: hij laat niet met zich -.

2025-07-24
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Sollen

Mnl. tsollen, denom. van sol, tsol, ontleend aan ’t Mhd. zoll (spr. tsoll) = tol. Het woord w. d. z.: iets heen en weer draaien, als men met een tol doet.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

sollen

sollen ww. 'met willekeur behandelen' categorie: leenwoord Mnl. sollen 'met een kolfbal spelen, kolven', eerst als afleiding: vidua Pieter Sollards 'de weduwe van Pieter Sollard (= de soller)' [1260; Debrabandere 2003], dan in sollen vp die halle 'kolven in of bij de lakenhal' [1285-86; VMNW], overdrachtelijk in...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SOLLEN

SOLLEN - (solde, heeft gesold), iem. in eene deken opwerpen en weder opvangen; heen en weer trekken : sol mij toch zoo niet; (ook) een loopje met iem. nemen : hij laat niet met zich sollen.