Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Gepubliceerd op 24-04-2024

sollen

betekenis & definitie

sollen ww. 'met willekeur behandelen'
categorie: leenwoord

Mnl. sollen 'met een kolfbal spelen, kolven', eerst als afleiding: vidua Pieter Sollards 'de weduwe van Pieter Sollard (= de soller)' [1260; Debrabandere 2003], dan in sollen vp die halle 'kolven in of bij de lakenhal' [1285-86; VMNW], overdrachtelijk in elc ... gingher mede tsollen ... Also men doet met enen balle 'elke (duivel) ging ermee (bedoeld is: met de mensen) kolfspelen zoals men met een bal doet' [1350; MNW-R]; vnnl. so ruyterlijck met hem sollen Dat elck lachen sal 'zo stevig met hem dollen dat iedereen zal lachen' [ca. 1550; WNT]; nnl. Met iemand ... te sollen, dat is hem voor den gek te houden [1805; WNT].

Ontleend aan de naam van een balspel dat in Noordwest-Frankrijk gespeeld werd, in het Middelfrans souler 'zeker balspel spelen' [1398; Godefroy], met varianten als soller, chouller, chouler, afgeleid van Oudfrans soule 'houten of leren bal; spel met die bal' [1174-77; TLF] (nu alleen nog in gebruik in Bretagne en Normandië), ook solle, choule e.d.

De herkomst van Oudfrans soule is onduidelijk. Franse etymologische woordenboeken (FEW, TLF) herleiden het woord tot Germaans *keula- 'holte, boog, rond voorwerp'. Het Franse woord is dan wellicht ontleend aan Duits Keule 'knuppel' (zie ook kogel), waarbij men wellicht de kolf waarmee men speelt en de bal door elkaar heeft verhaspeld.

Er is geen verband met het veel jongere woord sjoelen, dat teruggaat op een Fries werkwoord voor 'schuiven'.

Fries: -

< >