Samenloop
m. g. mv., 1. het samenlopen, vereniging in de loop, het ineenlopen ; — (Zuidn.) toevloed van mensen; 2. de omstandigheid dat versch. krachten of feiten (toevallig) hun werking verenigen of op dezelfde zaak werken ; inz. in de verb. een samenloop van omstandigheden ; — (rechtst.) samenloop van strafbare feiten, het vallen...