Proeven
(proefde, heeft geproefd), 1. op waarde onderzoeken, keuren: de Heer die hart en nieren proeft; 2. met de smaakzin onderzoeken: het eten proeven; proef eens of de soep zout genoeg is; — (gemeenz.) hij heeft vooruit geproefd, vleselijke gemeenschap gehad met wie hij trouwen gaat; 3. kennis maken met een spijs of dr...