Wat is de betekenis van Pijp (1)?

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pijp (1)

Pijp (1) - Pijp v. (-en), cilindervormige buis: gaspijp, vlampijp, stoompijp; — de pijp eener goot, waardoor het water afgevoerd wordt; de pijpen der waterleiding; de ronde en platte pijp eener kachel; de pijp eener brandspuit; — de kaars brandt in de pijp, is haast opgebrand; — hij begint in de pijp te branden, hij wordt oud, r...