Paasbest
I. zn. o.: hij is op zijn paasbest gekleed, zo goed als men op Pasen gekleed gaat, zo fraai mogelijk uitgedost; — vandaar ook: het paasbest, de beste kleren: zijn paasbest aantrekken. II. bw.: hij is paasbest gekleed.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. zn. o.: hij is op zijn paasbest gekleed, zo goed als men op Pasen gekleed gaat, zo fraai mogelijk uitgedost; — vandaar ook: het paasbest, de beste kleren: zijn paasbest aantrekken. II. bw.: hij is paasbest gekleed.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n.; op zijn —, yn ’e (peaske)pronk, yn ’e snitser, op, yn ’e kreaze; op zijn — zijn, sa moai as poes wêze, út it kammenet fallen wêze.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
1 o. (in de beste kleren): zegsw. hij was op zijn paasbest, had zijn mooiste pak aan; 2 bw.: hij is paasbest gekleed.
Jozef Verschueren (1930)
('pa:z) 1. o. beste, mooiste zondagse kleren: zijn- aantrekken; op zijn (gekleed) zijn. 2. bw. op zijn paasbest: gekleed.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., hij is op zijn paasbest gekleed, zo goed als men met Pasen gekleed gaat, zo fraai mogelijk uitgedost.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: