Wat is de betekenis van ouderlijk?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ouderlijk

bn., van de ouders : de ouderlijke woning : het ouderlijke huis; het ouderlijke hart; — de ouderlijke macht, het wettig gezag der ouders over hun kinderen; — de ouderlijke liefde, liefde der ouders tot hun kinderen.

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ouderlijk

ouderlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ou-der-lijk 1. van je ouders ♢ dit is een foto van mijn ouderlijk huis Bijvoeglijk naamwoord: ou-der-lijk de/het ouderlijke ...

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ouderlijk

adj., âlderlik; — erfgoed, âlders-erf (it), âldersgoed (it); in mijn huis, by ûs yn ’e hûs.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ouderlijk

bn. (van de ouders): de ouderlijke woning, het ouderlijke huis, het ouderlijke hart; de ouderlijke liefde, liefde der ouders tot hun kinderen; ouderlijke macht, (rechtst.) het wettig gezag van de beide ouders over hun kinderen.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ouderlijk

bn. van de ouders: het -e huis; de -e liefde, macht.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ouderlijk

bn., van de ouders: de ouderlijke woning; het ouderlijk huis; het ouderlijk hart.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ouderlijk

Ouderlijk bn. van de ouders: de ouderlijke woning; het ouderlijke huis; het ouderlijke hart; de ouderlijke liefde, liefde der ouders tot hunne kinderen.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)