Ouderdom
m., 1. tijd dat iem. geleefd of iets bestaan heeft, leeftijd: wij zijn van gelijke ouderdom; hij stierf in hoge ouderdom; in de aanvallige ouderdom van drie jaren (behalve in de genoemde verbindingen gebruikt men meestal leeftijd); — (mil.) ouderdom in rang, tijd die men in de laatste rang gediend heeft; 2. (van zaken) tijd gedurende welke i...