op de schobberdebonk (gaan, lopen)
(19e eeuw) (Barg.) klaplopen; bedelen; bij anderen eten trachten te vinden'. Volgens Stoett letterlijk `lopen op schobben en bonken, d.i. op schuifjes (kliekjes) en beenderen'. Wat schobben dan wel betekent is niet erg duidelijk. Ter Laan wijst echter op het Groninger woord opschobberen `bij elkaar zoeken; al dwalende vinden'. Een hond is in die zi...