Onbeperkt
bn. bw. (-er, -st), 1. niet binnen grenzen besloten, onbegrensd, onmetelijk: het on'beperkt heelal; 2. onbelemmerd, onbedwongen, vrij: een on'beperkte stroom-, een on'beperkt uitzicht; 3. (fig.) onbegrensd, onbepaald, buitengewoon: een on'beperkte vrijheid genieten; on'beperkte volmacht, genegenheid; on'...