Wat is de betekenis van omnibus?

[Lat. voor allen], m. (-sen), openbaar vervoermiddel, oorspr. een groot rijtuig met banken in de lengte van de wagen, thans een grote auto die op vaste trajecten passagiers vervoert; vgl. Bus.

Het begrip omnibus heeft 4 verschillende betekenissen: 1) autobus. groot vierwielig motorvoertuig voor personenvervoer dat is voorzien van vele rijen achter elkaar geplaatste zitplaatsen en wordt ingezet voor openbaar vervoer, gezelschapsreizen, vervoer van personeel enz.; autobus. 2) stoptrein; boemeltrein. stoptrein; boemeltrein....

omnibus - Zelfstandignaamwoord 1. (letterkunde) verzameling verhalen, romans in één band 2. (geschiedenis) vroeger voor openbaar vervoer gebruikt rijtuig getrokken door paarden 3. (spoorwegen) stoptrein Woordherkomst Van Latijns omnibus, zie omni-

stoptrein En als er al minimale dienstverlening moet komen, dan moet die in mijn optiek dan ook minimaal zijn: per uur één omnibus in één richting.' (Het Belang van Limburg) Het woord 'omnibus' (Latijn 'voor allen') betekende aanvankelijk: 'groot rijtuig voor openbaar vervoer...

(de, -sen) stoptrein, boemeltrein.

Omnibus - Omstreeks 1860, toen de omnibus in het buitenland al populair was, werd met de exploitatie daarvan in A. nog slechts een schuchter begin gemaakt. De oudste lijn was die van Jonker en Co. langs Prinsen-, Heren- en Keizersgracht, tarief twee dubbeltjes per rit. De hoge, logge gevaarten met hun twee verdiepingen werden in die eerste jaren we...

[Lat. = lett.: voor allen] openbaar voertuig, op vaste tijden en trajecten rijdend, met tamelijk laag tarief (zodat ieder er gebruik van kan maken).

vervoermiddel; verzamelwerk van een auteur

verzameling van eerder uitgegeven korte verhalen of romans in één band, meestal van één auteur. - omnibusuitgave.