Omloop
m., 1. het omlopen, het omvloeien: de geregelde omloop van het bloed; 2. het omwentelen van voorwerpen die zich om een middelpunt bewegen, inz. van de hemellichamen: de omloop van de raderen van een uurwerk; de omloop der zon; 3. het omgaan van hand tot hand, het zich verspreiden in verschillende richting: goudgeld is weinig...