Normaal
I. NORMAAL' (<Fr.-Lat.), bn. bw., 1. overeenkomstig de regel, regelmatig, gewoon: bij normale ontwikkeling ; zijn temperatuur is normaal; dat is een normaal verschijnsel, niets bijzonders of verontrustends; — hij is niet normaal, van iem. die dronken is, of wiens geestvermogens niet in orde zijn; — in n...