Wat is de betekenis van nag?

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nag

1. die tyd wanneer die son onder is; duisternis; ellende. 2. nag!, begroeting met slaaptyd.

2025-07-17
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

nag

I. hit, paard; II. 1. zaniken, zeuren; hakken, vitten (op at); 2. bevitten, treiteren (door aanmerkingen te maken).