nag
1. die tyd wanneer die son onder is; duisternis; ellende. 2. nag!, begroeting met slaaptyd.
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
1. die tyd wanneer die son onder is; duisternis; ellende. 2. nag!, begroeting met slaaptyd.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. hit, paard; II. 1. zaniken, zeuren; hakken, vitten (op at); 2. bevitten, treiteren (door aanmerkingen te maken).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: