Wat is de betekenis van Matthias?

discipel die in de plaats van Judas Iskariot wordt gekozen (Hand. 1: 23).

Zie voor de verklaring van de naam bij Mattheus. Matthias was de naam van de apostel die na de dood van Judas door het lot als zijn plaatsvervanger werd aangewezen (zie de Bijbele, Handelingen 1, 2 3v.). Van hem wordt gezegd dat hij in Ethiopië gepredikt heeft (vergelijk Mattheus). Zijn relikwieën zouden door de heilige Helena naar Rome gebracht zi...

Matthias - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

keizer van Duitsland (1612-19), *24.2.1557 Wenen, ✝ 20.3.1619 Wenen; 3e zoon van keizer Maximiliaan II, broer en opvolger van keizer Rudolf II. Werd 1577, nadat de Staten-Generaal Don Juan uit de landvoogdij hadden ontheven, landvoogd der Nederlanden. Oorspronkelijk aangetrokkén door de → Malcontenten als tegenwicht t.o.v. Willem van Or...

m Zie voor de verklaring van de naam bij Mattheus. Matthias was de apostel die na de dood van Judas door het lot als zijn plaatsvervanger werd aangewezen (Hand. 1,23v.). Van hem wordt gezegd dat hij in Ethiopië gepredikt heeft (vgl. Mattheus). Zijn relikwieën zouden door de heilige Helena naar Rome gebracht zijn en vandaar door bisschop...

(afkorting van Mattathias, geschenk van Jahweh) is de naam van de apostel, die door het werpen van het lot in de plaats van Judas werd gekozen (Hand. 1 : 23-26). Van hem is verder niets met zekerheid bekend. Éusebius en ook sommige moderne geleerden rekenen hem tot ,,de zeventig” van Luc. 10 : 1—17. Enkele apocriefe geschriften,...

één van de mannen, die Jezus gelovig volgden van het begin van Zijn optreden tot Zijn sterven. Daarom kwam hij in aanmerking voor het apostelschap, toen Judas was uitgevallen. Uit de twee, die gesteld werden, werd M. door de loting aangewezen. Hand. 1 : 21—26. Verder is ons niets van hem bekend. Het verhaal in Hand. 1 geeft geen aanleiding om te me...

de volgens Hand. 1 : 23—26 door het lot in Judas' plaats aangewezen apostel. Feestdag 24 Febr.

m.: Bijb. de 12e Apostel, plaatsvervanger van Judas, Handel. 1 : 36.