lint (divers)
o. (-en; -je) [msch. < Lat. linteum] I. Eig. 1. Algm. smal, bandvormig weefsel, vooral ter versiering gebezigd: effen, gekeperd, gewaterd, gewerkt -; fluwelen, linnen, wollen, satijnen, taffen, zijden -; uitsteken, als spel. 2. Inz. a. stuk lint; een medaille aan een -; het van een ➝ schrijfmachine; als een lang grijs -je liep het pad. b. li...