Leb
I. LEB v. (-ben), LEBBE, v. (-n), 1. vierde maag der herkauwende dieren, lebmaag; 2. (in ’t bijz.) deze maag van een kalf, een stuk of aftreksel er van, als middel om melk te stremmen, stremsel; 3. inhoud der lebmaag. II. LEB v., slappe buikzijde van een vis (nadat het ingewand er uit is genomen). III. LEB m., (gew.) hooileb.