Lebberen
(lebberde, heeft gelebberd), 1. met kleine teugjes en min of meer hoorbaar drinken: van, aan iets lebberen; — (gew.) sabbelend zoenen; 2. (Zuidn.) kleverig, slijmerig worden (van vis enz. die begint te bederven); 3. (Zuidn.) trekken, rekken.