Wat is de betekenis van lebberen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lebberen

(lebberde, heeft gelebberd), 1. met kleine teugjes en min of meer hoorbaar drinken: van, aan iets lebberen; — (gew.) sabbelend zoenen; 2. (Zuidn.) kleverig, slijmerig worden (van vis enz. die begint te bederven); 3. (Zuidn.) trekken, rekken.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

lebberen

(1979) (jeugd) zoenen. Betekent eigenlijk: kleverig, slijmerig worden; slobberen, met kleine teugen drinken. Vgl. ook (iemand) aflebberen*. • Lebberen: zoenen. ML. Rotterdam. (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal) • Tegen kussen zeggen wij binnendraaien. Of een tong draaien. Al is er ook een periode geweest dat we daar lebberen t...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lebberen

het lam lebberde, h. gelebberd (klankn. zacht-slobberend drinken).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lebberen

('lebbərən) (lebberde, heeft gelebberd) [klnb.] met kleine teugen drinken, sabbelen, slobberen : zit niet zo te -.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lebberen

(lebberde, heeft gelebberd), met kleine teugjes en min of meer hoorbaar drinken: van, aan iets -.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

lebberen

lebberen intensiefvorming of frequentatief Zie: leppenFries: -

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lebberen

Lebberen (lebberde, heeft gelebberd), (gew.) met kleine teugjes drinken.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten