lam (jong schaap)
o. (-meren), 1. jong van een schaap of geit (e): een schaap met twee lammeren; (zegsw.) als een ter slachting geleid worden, weerloos zijn ondergang tegemoet gevoerd worden; vaak als symbool van onschuld, geduld en zachtmoedigheid: zo gedwee als een als een leven, met iedereen in vrede leven; 2. (bonthandel) de huid van het jonge (soms ook van...