Lam, jong dier
o. (-mers, -meren, gew. -men), 1. jong van een schaap : een schaap met twee lammeren; — (spr.) als een lam ter slachtbank geleid worden, weerloos zijn ondergang tegemoet gevoerd worden ; — vaak als symbool van onschuld, geduld en zachtmoedigheid : zo gedwee als een lam; als een lam leven, met iedereen in vrede leven...