Kruid
o. (-en), 1. in plantk. zin een gewas met een niet-houtachtige stengel; in het gewone spraakgebr. een thans weinig (nog wel dicht.) gebruikt woord voor plant in ’t alg. of van een bep. soort: de aarde brengt vanzelve vrucht voort; eerst het kruid, daarna, de aar, daarna het volle koren in de aar (Mare. 4 : 28); de kruiden des velds...