Iemand (of iets) in de gaten hebben (of krijgen)
D.w.z. iemand in het oog hebben, op hem scherp acht geven, met zijne gedragingen en bedoelingen bekend zijn (o.a. Dievenp. 27; 36; Boefje, 22; Falkl. IV, 88). Onder gaten kan men hier verstaan de gaten in het standvizier van een vuurwapen (Ndl. Wdb. IV, 337), doch liever de oogen, de kijkgaten; vgl. de uitdr. kijkuitj...