Wat is de betekenis van Gisteren?

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

gisteren

Het begrip gisteren heeft 2 verschillende betekenissen: 1) op de dag voor vandaag. tijdens de dag die onmiddellijk aan de huidige voorafging; tijdens de vorige dag; op de dag voor vandaag. 2) slechts enige tijd terug; nog onlangs; korte tijd geleden; in, uit een nog nabij verleden. Soms met de bijgedachte van nietigheid of geringheid...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gisteren

gisteren - Bijwoord 1. (tijdrekening) de laatste dag die voltooid is Woordherkomst van Middelnederlands ghisteren, ghistren, gestren Synoniemen gister Antoniemen morgen Verwante begrippen overmorgen, vandaag

2025-07-17
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gisteren

Niet van gisteren zijn, goed op de hoogte zijn; uitgeslapen zijn. Waarschijnlijk is deze uitdrukking ontleend aan Job 8:9, waarin Bildad Job aanmaant te rade te gaan bij zijn voorgeslacht om Gods handelswijze begrijpen: ‘Wij toch zijn van gisteren en weten niets; / want als een schaduw zijn onze dagen op aarde’ (NBG-vertaling; de NBVluidt ‘wij zijn...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gisteren

gisteren - bijwoord uitspraak: gis-te-ren 1. de dag vóór vandaag ♢ ze zijn niet vandaag vertrokken, maar gisteren al 1. ik ben niet van gisteren [ik ben niet dom] Bijwoord: gi...

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gisteren

adv., juster.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gisteren

1. bw. op de dag vóór heden: de dag van -; niet van zijn, goed op de hoogte of bij de hand zijn. Tgst. morgen. 2. o. verleden: iemands -; het heden wordt -.

2025-07-17
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gisteren

wordt overdrachtelijk gebruikt, in den zin van het verleden, Hebr. 13 : 8: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde, en in der eeuwigheid”. De apostel had in het vorige vers gesproken van de voorgangers der gemeente, die het evangelie van Christus zuiver verkondigd hadden. Indien nu Christus veranderlijk ware, gelijk die voorganger...

2025-07-17
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

gisteren

gisteren bw. 'op de dag voor vandaag' categorie: erfwoord Mnl. gestren 'gisteren' [1240; Bern.], maar meestal ghist(e)ren, zoals in dat hic di sach ghistren ghaen 'dat ik je gisteren zag lopen' [1265-70; CG II, Lut.K], want wi en sin huden nit dat wi gisteren waren 'want wij zijn vandaag niet wie wij gist...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gisteren

GISTEREN, ook GISTER, bw. op den dag vóór heden zij is gisteren vertrokken; de dag van gisteren, de vorige dag; — van gisteren, eerst sedert zeer korten tijd in wezen (ter kenschetsing van den onbelangrijken duur van ons bestaan): wij menschen zijn van gisteren, wij maar, eer het aardrijk was, was Hij !; — (scherts, van i...