Gijp
Zie Gijsbert
Wiktionary (2019)
gijp - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gijpen ♢ Ik gijp 2. gebiedende wijs van gijpen ♢ gijp! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gijpen ♢ gijp je?
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2017)
Gijp - wacht u voor de gijp: wordt niet te roekeloos wanneer alles goed gaat. Slaat eigenlijk op het gijpen, d.i. het omslaan van de bezaan bij zwaar weer. Vgl. klapgijp.
J.H. van Dale (1898)
GIJP, v. (zeew.), het gijpen wacht u voor de gijp, pas op voor de gijp, neem u in acht voor het plotseling omslaan van het zeil, (soms fig.) wacht u voor de wisselvalligheid der fortuin; — (w. g.) met eene gijp. met eene zwenking hij kwam met eene gijp op mij af.
I.M. Calisch (1864)
Gijp, v. (-en), (zeew.). *-EN, ow. gel. (ik gijpte, heb gegijpt), ademhalen; (zeew.) plotseling wenden (van de zeilen); § op het -, liggen, op sterven liggen; (fig.) pas op de -, wacht u voor de wisselvalligheden der fortuin.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: