Wat is de betekenis van gijpen?

2025-07-27
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

gijpen

Gijpen is een term uit de zeilvaart. Het betekent het overhalen van het zeil van de ene naar de andere zijde van het schip wanneer de wind van achteren komt. Dit gebeurt door de giek (de horizontale paal waaraan het onderlijk van het zeil is bevestigd) over de boot heen te bewegen. Gijpen kan risicovol zijn, omdat de giek met kracht kan overslaan e...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gijpen

gijpen - Werkwoord 1. (inerg) (scheepvaart) met de wind mee door de wind gaan Er moest gegijpt worden en dat vereiste enige oplettendheid, omdat zeil met een grote klap over hun hoofden zwaaide. 2. ergatief (scheepvaart) plotseling van stand veranderen van de zeilen wanneer met met de wind...

2025-07-27
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Gijpen

Gijpen - voor-de-wind varend een achter de mast gevoerd zeil naar het andere boord laten overkomen. Om de manoeuvre uit te voeren wordt, door het inhalen van de schoot, de giek midscheeps getrokken tot de wind in de achterkant van het zeil pakt en het overblaast; daarbij wordt de schoot snel uitgevierd en intussen wordt snel roer gegeven om uit de...

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gijpen

v., gybje.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gijpen

gijpte, h. gegijpt (1 scheepst. omslaan v. d. bezaan; 2 fig. omslaan, veranderen): 1. bij het omlopen van de wind kan de bezaan gijpen; 2. het gijpen der gezindheden; vero.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gijpen

(gijpen) (gijpte, heeft gegijpt) [msch. ~ gieren] Scheepst. omslaan van de bezaan.

2025-07-27
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

gijpen

gijpen - ’t schielijk omslaan van de zeilen; ook: op sterven liggen ; „wacht u voor de gijp”: wacht u voor de wisselvalligheid der fortuin.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gijpen

Het begrip gijpen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. gijpen - GIJPEN, (gijpte, heeft gegijpt), (scheepst.) omslaan van de bezaan, bij het voor den wind zeilen, ten gevolge van een schielijk omloopen van den wind of door het sterk gieren het zeil gijpt; wie in den wind opzeilt heeft geen gevaar te gijpen; — (van omstandigheden, gezindhede...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Gijpen

o.w. - Doorkruizen, overgaan: het naar de andere zijde schielijk overslaan van den bezaans brikzeilsboom. En nu gy ’t alles wenscht in uwen klaeu te grijpen, Ziet licht de laege Wael ’t gespannen zeil aen ’t gijpen. Antonides Ystroom. Spreekwijze: Pas op de Gijp (wacht u voor de wisselvalligheid der fortuin).