Fragment
(<Lat.), o. (-en), 1. afgebroken stuk, brokstuk, inz. overgebleven stuk; 2. uit een geheel gelicht stuk; van een geestelijk geheel, b.v. van een letterkundig werk of een muziekstuk : hij droeg fragmenten voor uit Gorters Mei. FRAGMENTJE, o. (-s). FRAGMENTA'RISCH, bn. bw., uit brokstukken bestaand, niet samenhangend : fragmentaris...