Ellepijp
v. (-en), het dikste der beide beenderen in de benedenarm, aan de zijde van de pink.
Wiktionary (2019)
ellepijp - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) een van de twee beenderen in de onderarm Woordherkomst samenstelling van el en pijp met het invoegsel -e- Verwante begrippen spaakbeen
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
ellepijp - zelfstandig naamwoord uitspraak: el-le-pijp 1. het dikste bot in de benedenarm, aan de kant van de pink ♢ door die val heeft oma haar ellepijp gebroken Zelfstandig naamwoord: el-le-pijp de ellepijp...
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(ulna) is het aan den kant van den pink (vijfden vinger) gelegen been van den onderarm en loopt parallel met het daarnaast liggende spaakbeen (radius). Bij den mensch is de e. sterker ontwikkeld dan het spaakbeen en bezit aan het proximale einde een uitsteeksel, dat een achterwaartsche doorbuiging van den onderarm belet. Bij de vogels is ook de e....
Jozef Verschueren (1930)
('ellə) v. (-n) dikste van de twee benedenarmbeenderen, aan de zijde van de pink : de in de → arm van de mens, bij het → paard, bij de → vogel.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: