Eileider
m. (-s), (ontl.) elk der kanalen die de rijpe eieren van de eierstok opnemen en buiten het lichaam of in de baarmoeder voeren; bij de mens ook buizen of trompetten van Fallopius genoemd.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), (ontl.) elk der kanalen die de rijpe eieren van de eierstok opnemen en buiten het lichaam of in de baarmoeder voeren; bij de mens ook buizen of trompetten van Fallopius genoemd.
Wiktionary (2019)
eileider - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) een deel van de geslachtsorganen van de vrouw Woordherkomst samenstelling van ei en leider Synoniemen oviduct
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
eileider - zelfstandig naamwoord uitspraak: ei-lei-der 1. kanaal waardoor rijpe eitjes vanuit de eierstokken naar de baarmoeder of naar buiten gaan ♢ doordat haar eileiders verstopt zijn, kan ze geen kinderen krijgen Zelfstandig naamwoord: ei...
Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)
Verbindingskanaal (twee stuks) tussen de baarmoeder en de beide eierstokken, waar de eicellen liggen opgeslagen. Wanneer een man en een vrouw hebben gevreeën en de man is daarbij in de vrouw klaargekomen, heeft hij zaad achter in de vagina heeft geloosd. De zaadcellen zwemmen dan door de baarmoedermond, de baarmoeder en de eileiders in de richting...
G. Th. van Kempen (1974)
afvoerbuisje voor eieren uit eierstok: bij de vrouw twee dunne buisjes (ca. 15 cm lang), beginnend bij eierstok met trechtervormige verwijding, de trompet (voor opvangen van eicellen) en uitmondend in baarmoeder. Binnenin een slijmvlies met trilhaarepitheel voor verplaatsing van slijm en eicellen naar baarmoeder en tegenhouden van bacteriën.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
salpinx, tuba (fallopii), één der beide darmachtige buisjes, welke de baarmoederholte verbinden met de buikholte (op de plaats waar ongeveer de eierstokken liggen); vlak bij de baarmoederholte (in de baarmoederspier) is een nauwe plaats (isthmus), aan het andere (vrije) einde een verwijding (ampulla); dit laatste is de plaats tot waar...
Veerman (1954)
of oviduct is de buis, waardoor het ei zich naar de baarmoeder begeeft (z. Uro-genitaal apparaat).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(oviduct, gonoduct) is het kanaal, dat de rijpe eieren uit den eierstok opneemt en buiten het lichaam of naar de baarmoeder (uterus) voert. Bij vele ongewervelde dieren zijn het kanalen, die rechtstreeks de eieren van den eierstok wegvoeren. Bij de gewervelde dieren komen de eieren meestal eerst in de lichaamsholte en worden dan in een trechtervorm...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: