Junior Dokterswoordenboek

Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

eileider

betekenis & definitie

Verbindingskanaal (twee stuks) tussen de baarmoeder en de beide eierstokken, waar de eicellen liggen opgeslagen.

Wanneer een man en een vrouw hebben gevreeën en de man is daarbij in de vrouw klaargekomen, heeft hij zaad achter in de vagina heeft geloosd. De zaadcellen zwemmen dan door de baarmoedermond, de baarmoeder en de eileiders in de richting van de eierstokken. Als er een eisprong is geweest, ontmoeten de eicel en de zaadcellen elkaar ergens aan het eind van de eileider. Daar vindt dan de bevruchting plaats van de eicel door de zaadcel die haar als eerste weet te doorboren. Daarna kan er geen andere zaadcel meer binnendringen. De eileider is bekleed met trilharen. De wand van de eileider heeft spiercellen die ritmisch bewegen. Deze spiercellen én de trilharen verplaatsen de bevruchte eicel naar de baarmoeder, ongeveer vergelijkbaar met hoe poep in je darmen vooruit wordt geduwd.

Ook tuba uterina, salpinx.