Dēmergo
mersi, mersum (3), laten zinken, onderdompelen, pass. ook = zinken, verzinken; in ’t bijz., (een schip) doen zinken, in de grond boren. | overdr., fortuna eum demergere est adorta, te deemoedigen, Nep., aere alieno demersum esse, diep in de schuld steken, Liv.