Dartelen
(dartelde, heeft gedarteld), zich speels bewegen, huppelen, springen, rondfladderen enz.: de hinderen dartelen op het veld ; het visje dartelt in de stroom ; de lammeren dartelen in de weide ; door het leven dartelen, opgewekt, zonder zorgen door het leven gaan; — (fig.) aan de afgrond dartelen, zich loszinnig, wulps gedragen, terwijl de val...