Boten
(bootte, heeft geboten), 1. (Zuidn.) slaan, kloppen met de hand of met een hamer, inz. van een zeis of pik, ze scherpen, haren; — vlas boten, groen vlas op de dorsvloer met de platte boothamer beuken om er het zaad uit te kloppen ; (ook) geroot vlas met de kerfboothamer beuken om de lemen (houtachtige deeltjes) te breken en het vlas des te ge...