Wat is de betekenis van Blijdschap?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blijdschap

BLIJSCHAP, v., 1. vrolijkheid; 2. sterk gevoel van voldoening, aangename stemming: haar hart klopte van blijdschap; met blijdschap iem. begroeten, helpen; dat is geen lange blijdschap geweest, daar hebben ze niet lang pleizier van gehad; 3. dat waarin men zich verheugt: Gij zijt onze blijdschap (1 Thess. 2 : 20).

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blijdschap

blijdschap - Zelfstandignaamwoord 1. een aangename stemming De blijdschap was groot bij het weerzien. Woordherkomst Afgeleid van blij|blij(de) met het achtervoegsel -schap Synoniemen vreugde

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

blijdschap

blijdschap - zelfstandig naamwoord uitspraak: blijd-schap 1. gevoel van blij zijn ♢ met blijdschap deel ik u mee dat er een zoon geboren is Zelfstandig naamwoord: blijd-schap de blijdschap Synoniemen v...

2025-07-17
Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Blijdschap

Honden kunnen heel goed blij zijn. Als het baasje terugkomt bijvoorbeeld. Hun blijdschap uit zich in kwispelen. Blijdschap is een sociaal gevoel. Het moet gedeeld worden. Met blijdschap geven wij kennis. Katten zijn niet blij, maar kunnen wel goed genieten. Als ze gestreeld worden bijvoorbeeld. Genieten uit zich bij hen in spinnen. Het is een indiv...

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Blijdschap

s., blydskip; zijnniet op kunnen, der net oer út kinne.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blijdschap

v. (gevoel van vreugde, voldoening enz.; aangename stemming): met, van blijdschap.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blijdschap

('blijtschap) v. 1. Eig. gevoel van voldoening : met vernemen; van tranen storten. 2. Metn. reden tot voldoening, geluk: want gij zijt onze -. Syn. blijheid, blijmoedigheid, dartelheid, genoegen, joligheid, lust, plezier, pret, verheuging, vermaak, verrukking, vreugde, vrolijkheid. Tgst. →: droefheid.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Blijdschap

v., 1. opgeruimdheid; 2. sterk gevoel van voldoening, aangename stemming: haar hart klopte van blijdschap, met blijdschap iemand begroeten, helpen; dat is geen lange blijdschap geweest, daar hebben zij niet lang plezier van gehad.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Blijdschap

BLIJDSCHAP, BLIJSCHAP, v. vroolijkheid. aangename stemming: haar hart klopte van blijdschap; met blijdschap iem. begroeten, helpen; — dat is geene lange blijdschap geweest, daar hebben ze niet lang plezier van gehad.