Wat is de betekenis van bench?

2025-07-17
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

bench

(zelfstandig naamwoord) [alg.] kamerhok, hondenkooi - Bello is gewend 's nachts in zijn hondenkooi te slapen. [alg.] reiskooi, draagbak - Onze kat brengen we in de draagbak naar de dierenarts.

2025-07-17
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

bench

→ bank

2025-07-17
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Bench

bank; werkbank; roeibank; rechtbank; King’s bench, Queen’s bench, naam van een hooggerechtshof, be on the bench, rechter zijn; raise to the bench, tot rechter benoemen.

2025-07-17
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

bench

(Eng.) bank; gerechtshof.

2025-07-17
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Bench

(eng.) Oorspronkelijk een zaal of gebouw waar rechtszittingen werden gehouden; thans meer het deel eener rechtszaal waar de rechters enz. gezeten zijn, de ruimte achter de balie. King’s of Queen’s Bench: het hoogste rechtscollege voor burgerlijke Zaken in Engeland.

2025-07-17
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Bench

vr. Eng., bank, gerechtshof; King’s bench ’s Konings gerecht.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)