Wat is de betekenis van Beloop?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beloop

o. (belopen), 1. het beloop van een lijn, haar loop zoals die bepaald wordt door haar richting of opeenvolgende richtingen; vooral van grenslijnen en begrenzingen en vand.: model, vorm, b.v. van een scheepsromp. 2. ontwikkeling der dingen in hun opeenvolging: het beloop van de oorlog, de toestand; — iets op zijn beloop laten...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beloop

beloop - Zelfstandignaamwoord 1. (economie) een bedrag Het beloop was 14 euro. 2. talud, hellend vlak Het beloop is het schuine vlak langs een weg, watergang of dijk. 3. de wijze waarop iets zich min of meer vanzelf ontwikkeld ...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beloop

beloop - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-loop 1. je er niet meer mee bemoeien ♢ we zullen die ruzie nu maar op zijn beloop laten Zelfstandig naamwoord: be-loop

2025-07-17
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Beloop

de helling of glooiing van een dijk.

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

beloop

gang, loop (van sake).

2025-07-17
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Beloop

1. (Ned.) Hellend vlak, waarmede ophogingen of ingravingen worden begrensd. Vooral bij dijken e.d. spreekt men van b. (z. Talud).2. (België) Hier wordt het woord veel gebruikt in de veeteelt, vooral als ‘hoender-b.’ en ‘varkens-b.’.

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beloop

s.n., birin (it); de zaak op zijnlaten, it op it rammeljen fan de pels oankomme litte.

2025-07-17
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Beloop

(waterbouwkunde), ook dossering of talud, betekent: 1. de helling van de zijdelingse begrenzingsvlakken van een dijk, dam, aardebaan of dergelijk grondlichaam, ook van een kanaal of andere ingraving of van een rivier, beek of oever. Die helling wordt uitgedrukt door de verhouding der rechthoekszijden, waarbij eerst de verticale, daarna de horizonta...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beloop

o. in bet. 2, 3 belopen (1 gang, 2 bedrag; 3 v. e. dijk enz.: glooiing): 1. iets op zijn beloop laten, zijn gang laten gaan; naar beloop van zaken; ‘s werelds beloop; 2. het beloop van een rekening; 3. deze dijk heeft een beloop van 1 op 3½ m.