Wat is de betekenis van Asaf?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Asaf

1. kanselier van koning Hizkia (2 Kon. 18 : 18); 2. hoofd van de Levieten die door David tot de dienst der ark worden aangesteld. (1 Kron 6 : 39).

2025-07-26
Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

ASAF

Asaf (hebreeuws asaf, afkorting van asaf'el: God heeft zich [mijner] aangenomen), naam van de eponymus van de ’zonen van Asaf’ een judeese zangersfamilie die met Zerubbabel uit de ballingschap terugkeerde (Ezr 2,41; Neh 7,44). De eponymus wordt door 1Kr 15,17-19; 16,5-7.37; 25,1-7; 2Kr 29,30; Neh 12,46v als muziekmeester van David beschouwd....

2025-07-26
Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

ASAF

1. Naast Heman en Ethan was A. het hoofd van een Levietisch zangersgeslacht ten tijde van David, 1 Kron. 6 : 39; 15 : 17, 19; 16 : 4, 5, 7. In 2 Kron. 9 : 30 wordt A. een ziener genoemd. Uit deze plaats en uit Neh. 12 : 46 blijkt ook, dat hij een tijdgenoot van David was. Zijn zonen waren reeds in de tijd van David, 1 Kron. 25 : 1, 2, 6, later onde...

2025-07-26
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Asaf

Assap, volgens de legende, muziekonderwijzer v. koning David; dichter v. eenige psalmen i/h O. Testament.