Asaf (hebreeuws asaf, afkorting van asaf'el: God heeft zich [mijner] aangenomen), naam van de eponymus van de ’zonen van Asaf’ een judeese zangersfamilie die met Zerubbabel uit de ballingschap terugkeerde (Ezr 2,41; Neh 7,44).
De eponymus wordt door 1Kr 15,17-19; 16,5-7.37; 25,1-7; 2Kr 29,30; Neh 12,46v als muziekmeester van David beschouwd. In 2Kr 29,30 is hij ziener, en in de opschriften van Ps 50 en 73-83 psalmdichter. In de oudere boeken van het OT wordt hij niet genoemd. [v. d. Born]