Algemeenheid
v., 1. hoedanigheid van algemeen te zijn in de verschillende betekenissen; 2. (.. heden), algemene, vage beschouwing, gezegde: hij maakt er zich met algemeenheden af; — collect. (recht.) algemeenheid van roerende zaken (artt. 601 en 606 B. W.), in tegenst. tot één bepaalde roerende zaak.