Wat is de betekenis van Afkaatsen?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afkaatsen

(kaatste af, heeft en is afgekaatst), I. overg., 1. een kaatsbal of enig ander voorwerp dat toegeworpen wordt, afslaan vóórdat het treft; 2. doen terugstuiten: de hardstenen muur kaatste alle kogels af; een wit oppervlak kaatst warmtestralen af ; — (fig.) af weren (schertsende, bijtende of beledigende gezegden):...

2025-07-22
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

afkaatsen

(onov ww; kaatste af; is afgekaatst) GY - terugstuiten, gelanceerd worden bij een sprong na een te krachtige afzet op een springtoestel. • ‘Ik wilde alles geven, want ik wilde mijn puntentotaal omhoog halen. Daar kwam de aanloop... een enorme afkaats... zo hoog... en ja... kaarsrecht naar beneden. Ik land en kom zo overstrekt neer, dat ik meteen we...

2025-07-22
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Afkaatsen

noemt men in het biljartspel de verandering van richting van den speelbal, welke het gevolg is van de aanraking van den speelbal met bal nummer twee of met den bespeelden bal; de richting, welke de bal door het effect krijgt, noemt men de afkaatsingsrichting, de daardoor gemaakte hoek is de afkaatsingshoek. Olsthoorn.

2025-07-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afkaatsen

('af) (kaatste af, afgekaatst) I. (heeft) 1. bij het aanraken doen terugstuiten : de muur kaatste de kogels af. 2. gevat beantwoorden : de spotternij geestig -. 3. behendig afwenden : een onaangenaamheid -. II. (is) 1. bij het aanraken terugstuiten : de kogels kaatsen (tegen de muur) af. 2. geen vat hebben : al die aardigheden kaatsten...

2025-07-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afkaatsen

(kaatste af, heeft afgekaatst). I. overg., 1. een voorwerp dat toegeworpen wordt, afslaan voordat het treft; 2. doen terugstuiten: de hardstenen muur kaatste alle kogels af; een wit oppervlak kaatst warmtestralen af; (fig.) afweren (schertsende, bijtende of beledigende gezegden): elke spotternij wist hij geestig af te kaatsen; II. onoverg., 1....

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afkaatsen

AFKAATSEN, (kaatste af, heeft en is afgekaatst), ; een kaatsbal of eenig ander voorwerp dat toegesmeten wordt, afslaan vóórdat het treft; — doen terugstuiten: de hardsteenen muur kaatste alle kogels af; — (fig.) afweren (schertsende, bijtende of beleedigende gezegden): elke spotternij wist hij geestig af te kaatsen; &mda...

2025-07-22
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Afkaatsen

Afkaatsen, bw. gel. (ik kaatste af, heb afgekaatst), eenen kaatsbal verwijderen; doen terugstuiten; (fig.) afweren. *...KAATSEN, m. (-s). *...KAATSING, v. (-en). *...KABBELEN, bw. ow. gel. (ik kabbelde af, heb afgekabbeld), kabbelende wegnemen, - uithollen, -ondermijnen; het water kabbelt de dijken af; murmelende stroomen. *...KABBELING, v. gmv....

Gerelateerde zoekopdrachten