Zolang het zeehondewijfje nu maar één jong ter wereld brengt, gaat het allemaal wel goed. Het diertje wordt op het land, een zandplaat, geboren en wanneer die met vloed onderloopt, is de kleine al zo ver dat hij, zij het nog erg onbeholpen, het hoofd boven water kan houden.
De eerste dagen zijn niet gemakkelijk want de getijdestromen zijn sterk en voeren het jong mee, dat daardoor niet in staat is de moeder te volgen zoals meestal in de dierenwereld het geval is. Derhalve zwemt de moeder achter het kind aan. De problemen komen wanneer er een tweeling is geboren – en dat gebeurt naar schatting in tien procent van de gevallen. Want het wijfje kan maar één kind volgen en dientengevolge blijft het andere alleen. Het komt, aan zijn lot overgelaten, meestal op het strand terecht waar het ligt honger te lijden en aandoenlijke, klagende geluiden laat horen. Na een tijdje op z’n reserves te hebben geteerd, komt het diertje van gebrek om. Tenzij het door mensen aan het strand wordt gevonden en op de juiste manier wordt grootgebracht, zoals onder meer op Texel en in Artis al ettelijke keren is gebeurd. Het is een ‘kunst’ die men pas enkele tientallen jaren een beetje is gaan beheersen. In de natuur krijgt de zeehondebaby maar kort van de moeder te drinken, hooguit zes tot zeven weken, mogelijk nog korter, een week of vier. Daarna moet hij voor zichzelf zorgen. In die paar weken krijgt hij, om snel flink te worden, een bijzonder voedzame maaltijd die heel rijk is aan vet – veertig procent – en eiwit – tien procent – waarbij vergeleken onze koemelk met nog geen vier procent vet en ruim drie procent eiwitten een heel waterig drankje is. Dank zij die stevige voeding groeit de zeehond snel; de negen à tien kilo die hij bij de geboorte woog, kunnen na de zoogtijd ruimschoots verdubbeld zijn.
Het komt overigens maar zelden voor dat een aan het strand gevonden jong kerngezond is en sterk genoeg om ‘kunstmatig’ te worden grootgebracht. Vaak zijn de diertjes gewond of te zeer uitgeput en vermagerd om nog te worden gered; dikwijls ook lijden ze aan een parasitaire worm in de ademhalingswegen, een gewoonlijk dodelijke aandoening die in het wild veel slachtoffers eist. Mogelijk is zelfs een kwart van de natuurlijke sterfte bij zeehonden eraan te wijten. Gezonde jongen kunnen met ‘kunstmelk’ dikwijls wel worden gered. In Artis bestaat die uit room, melk, fijngeslagen haringen, levertraan, eieren en onder meer vitaminen, een stevig drankje. Een jong, dat bij zijn komst ruim zeven kilo woog, kwam in zes weken twaalf kilo aan. En een ander exemplaar van acht kilo in vier weken ruim zeven kilo.
Het drinken zelf is ook geen eenvoudige zaak. Zeehonden worden namelijk met een compleet gebit geboren; het ‘wisselen’ heeft al voor de geboorte plaats gehad. Een speen wordt daardoor snel stukgebeten. De beste methode is de zogenaamde ‘sondevoeding’ waarbij de zeehond een rond en doorboord stuk hout dwars in de bek krijgt, zodat hij de tanden niet op elkaar kan zetten. Door het gat wordt een slang gestoken die tot in de slokdarm van het dier reikt. Via een trechter kan de voedselbrij aldus rechtstreeks in de slokdarm worden gegoten. Een voor de zeehond aanvankelijk misschien onplezierige wijze van eten – hij heeft er weinig bij te vertellen – maar al heel gauw is hij eraan gewend en hobbelt hij opgewekt naderbij wanneer de verzorger met de benodigde attributen in zijn perk komt.
Zeehonden leven in een aantal ondersoorten langs vele kusten van het noordelijk halfrond. Eigenlijk zouden we moeten spreken van de ‘echte zeehonden’, want de zeehonden worden in een viertal groepen onderverdeeld: de echte zeehonden, met als vertegenwoordigers de hier besproken gewone zeehond en verder onder meer de zadelrob uit het gebied tussen Spitsbergen, IJsland en Groenland en de stinkrob uit de IJszee waarvan een aantal rassen merkwaardig genoeg in het binnenland leven, zoals de ►baikalrob. Een andere ondersoort, de ringelrob, is in de Oostzee thuis. Tot de echte zeehonden behoort ook de kegelrob of grijze zeehond, waarvan er vooral de laatste jaren geregeld exemplaren langs onze kust verzeild raken; zelfs is er één enkele jaren geleden bij Krimpen aan de Lek gevangen die naar Artis is overgebracht.
De tweede groep wordt gevormd door de monniksrobben, vrij grote dieren die in warmere zeeën leven, onder andere Middellandse en Zwarte Zee. De derde onderfamilie omvat de zuidelijke robben, bewoners van zeeën op het zuidelijk halfrond. Daaronder bevindt zich de zeeluipaard, een tot vier meter lang dier dat de gezworen vijand van pinguïns is en er vele van verslindt. De vierde en laatste groep is die van de slurfrobben met onder meer de reusachtige zeeolifant als representant. Een zeeolifantmannetje kan meer dan zes meter lang worden met een gewicht van 2000 tot 3000 kilo.
Om naar de gewone zeehond terug te keren: die komt ook langs onze kust voor, in de Zeeuwse wateren en in het Waddengebied. Helaas jaarlijks in steeds kleinere aantallen. In de Zeeuwse gebieden zullen de deltawerken daar het nodige mee te maken hebben, op de Wadden onrust alsmede water- en dus voedselverontreiniging. De dieren genieten in ons land thans gelukkig bescherming, maar of we ze daardoor zullen behouden, is de vraag. En dat is eigenlijk rampzalig want al is de verspreiding van de gewone zeehond enorm, toch is de bevolking maar angstig dun. Het is moeilijk het aantal te schatten maar zeker zijn er niet meer dan 450.000 en misschien niet minder dan 150.000.
Er zijn serieuze schattingen die het laatste getal als maximum opgeven. In dat geval is het aantal zeehonden op aarde griezelig klein. Daarom moeten we erg zuinig zijn op de exemplaren langs onze kusten!
■ Totale lengte 1.60-1.75 m; gew. 70-110 kg.
Kleur kan erg variëren; grijze tot olijfgele ondergrond met lichte tot zeer donkere, in vorm en grootte wisselende vlekken. Lichtere buik.
Voedsel: Zeevis, vooral bot, voorts wijting en haring; 5 à 6 kg per dag.
Draagtijd 11 mnd; meestal 1 jong, soms 2. Wordt 4-7 w gezoogd, vast daarna 1 of 2 w, leert in die tijd vis en garnalen te vangen en onder water door te slikken. Heeft vóór geboorte lang, wollig, wit haar dat in moederlichaam of direct na geboorte uitvalt; komt in licht gevlekt jeugdkleed ter wereld. Is met een jaar of 4 volwassen.
Kan minstens 20 min. onder water blijven. Zie ook zeeroofdieren.
Harbour Seal • Seehund • Phoque veaumarin
Phoca vitulina.