Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Slanghalsvogel

betekenis & definitie

Twee soorten slanghalsvogels leven er, een in Midden- en Zuid-Amerika, de ander, verdeeld in een paar ondersoorten, in Afrika, Azië en Australië. Ze behoren tot de groep van ►roeivoetigen, waarin ze een heel apart plaatsje innemen.

Ofschoon men het aan de spitse snavel, slanke kop en lange, meestal S-vormig gebogen hals, die vloeiend in elkaar overgaan, niet zou zeggen, zijn ze nog het meest verwant aan de aalscholvers. Sommige onderzoekers beschouwen alle slanghalsvogels als één soort, onderverdeeld in een aantal geografische rassen. Anderen houden het op vier soorten, in elk werelddeel een. Ze lijken allemaal erg veel op elkaar; er doen zich in hoofdzaak betrekkelijk geringe kleurverschillen voor, die nauwelijks opvallen omdat ze alle vrij donker getint zijn, met een prachtige zilverachtige, bruine of metaalachtige weerschijn. De wijfjes zijn iets lichter. Slanghalsvogels zijn langs meren, rivieren en moerassen in tropische landen geen zeldzame verschijningen. Langs zeekusten worden ze ook wel waargenomen maar dan voornamelijk in lagunen en bij riviermondingen. Hun voedsel bestaat voor een belangrijk deel uit kleine vissen, kikkers en andere waterdieren. Op Madagascar heeft men ze echter ook onder meer de zaden van waterlelies naar binnen zien werken. De slanghalsvogels zijn zowel op als onder water voortreffelijke zwemmers, al komen ze er vrijwel uitsluitend om te vissen. Daar ze in staat schijnen te zijn de hoeveelheid lucht in de zich in het lichaam bevindende luchtzakken naar believen te vergroten of te verkleinen, kunnen ze hun eigen soortelijk gewicht regelen.

Zo kan het voorkomen dat men een slanghalsvogel plotseling in het water ziet wegzinken, vrijwel zonder een rimpeltje aan de oppervlakte achter te laten. Hierbij speelt ook een rol dat het verenkleed, net als bij de aalscholvers, water doorlaat. Daardoor wordt de opwaartse druk aanzienlijk verminderd, wat de vogels mede in staat stelt geruisloos onder te duiken. Heel effectief, zowel bij dreigend gevaar als bij het achtervolgen van een prooi. Gewoon zwemmend hebben de vogels het lichaam onder water en een gedeelte van hals en kop er boven uit. De dan zichtbare kronkelingen van kop en hals doen sterk aan een zwemmende slang denken – wat de dieren ook hun naam heeft bezorgd.

Bij het gewoon zwemmen kunnen ze een vrij hoge snelheid ontwikkelen; helemaal onder water gaat het al even gemakkelijk en rap, sneller nog dan aalscholvers. De vleugels worden dan enigszins van het lichaam afgehouden, terwijl kop en hals met rukken worden voortgestuwd. Grote vissen worden gewoonlijk niet in de snavel gepakt, maar eraan gespietst, waarna de prooi pas aan de oppervlakte wordt doorgeslikt. De lange, S-vormige hals werkt als een soort krachtige veer. Wordt een vis ontdekt, dan ‘ontspant’ de veer zich, waarna de vlijmscherpe snavel de buit doorboort en door de schok verdooft. Om te vissen verzamelen de vogels zich wel tot zwermen van enkele duizenden exemplaren.

Het nestelen gebeurt soms in kolonies, vaak in kleine groepjes en ook wel gezamenlijk met andere vogelsoorten. Het komvormige nest dat onder meer uit in elkaar gevlochten takjes en wortels met mos en bladeren bestaat, bevindt zich altijd in de directe nabijheid van water. Meestal ligt het niet hoog boven water in struiken of bomen; soms is het verscholen tussen het riet. De jongen komen hulpeloos en vrijwel naakt ter wereld. De hals is dan al behoorlijk lang, de snavel betrekkelijk kort. Ze groeien echter vrij snel en reeds na enkele dagen steken ze in een vrijwel wit donspakje.

Wanneer ze ongeveer acht weken oud zijn, vliegen ze uit. Niet lang daarna beginnen de ouders dikwijls aan een nieuw broedsel. De jongen, die geleidelijk aan eerst een verenkleed als van een wijfje krijgen, zijn, naar men aanneemt, pas na drie jaar volwassen.

Totale lengte 90 cm; snavel, hals en staart samen 45-50 cm.

Donker met zilverachtige, bruine of metaalachtige weerschijn en enkele witte of grijze plekken. Onderzijde zwart. Amerikaanse vorm blauwe plek om oog, bruinrode kin; andere soort bruine hals met witte streep langs kop.

Voedsel: Vissen, kikkers, insekten en ander watergedierte. Misschien ook wat plantaardige kost.

Komvormig takkennest; 3-5 eieren; broedtijd 25-28 d; ouders broeden om beurten. Jongen duiken na 2 weken bij gevaar in water en klauteren daarna terug in nest.

Stevige, harde staart dient bij zwemmen als roer. Zie ook roeivoetigen.

Anhinga, darter, snakebird • Schlangenhalsvogel • Oiseau-serpent

Anhinga rufa

Anhinga anhinga (Amerik. soort).

< >