Een merkwaardige, koddige verschijning is de schuitbekreiger, een figuurtje dat het uitstekend zou doen in een tekenfilm. Als hij niet van die onwaarschijnlijk grote ogen had – een aanpassing aan zijn nachtelijke leefwijze – zou men hem voor een verkleinde uitgave van de Afrikaanse schoenbekooievaar kunnen aanzien.
Zijn naam, ook wel lepelbekreiger luidend, wijst erop dat hij een grote, brede, platte, kortom schuit- of lepelvormige bek heeft en in de reigerfamilie thuishoort. Het meest verwant lijkt hij, ook wat betreft zijn uiterlijk, aan de nachtreigers. Schuitbekreigers leven in de warme delen van Zuid-Amerika, voornamelijk in de kustgebieden, langs beboste oevers van bergrivieren en in moerassen. Overdag houden ze zich schuil; tegen de avond gaan ze op zoek naar voedsel. Dat bestaat niet zozeer uit vissen, het gebruikelijke reigermenu, maar meer uit andere waterdieren en verder hagedissen, muizen en dergelijk klein gedierte. Het schijnt maar zelden te gebeuren dat men een schuitbek overdag te zien krijgt – eerder te horen, want een verschrikt exemplaar uit zijn opwinding door een luid geratel of geklapper met de snavel, dat tot op grote afstand doordringt. Het grootste deel van het jaar leven de dieren alleen of in paren; slechts in de broedtijd schijnen ze zich op reigermanier in kolonies te verzamelen. Van hun doen en laten in het wild is voor het overige weinig bekend.
Dank zij geboorten in de dierentuinen van onder meer New York en Berlijn weten we thans iets over hun broedgedrag. Merkwaardig was in genoemde twee gevallen dat de broedende ouders nog niet geheel volwassen waren. De jongen waren, vergeleken met die van andere reigersoorten, naar verhouding zeer klein.
Voor het overige kan worden gezegd dat de schuitbek in de dierentuin een rustige, wat schuwe vogel is. Helaas, want daardoor valt het maar aan weinig bezoekers op, hoe grappig hij er uit ziet.
■ Totale lengte 50-55 cm; vleugelspreiding dank zij grote, brede vleugels ca 100 cm; wijfje iets kleiner.
Achterdeel rug, flanken, bovenzijde kop en kuifveren blauwzwart; gezicht wit, rest van kop en hals licht roodbruin en grijs. Vleugels, staart en rug lichtgrijs, buik bruin. Geelachtige poten, bruinachtige snavel.
Voedsel: Krabben, amfibieën, kleine reptielen, muizen, vissen e.d.
Licht takkennest bij voorkeur in dicht gebladerte; 2-4 eieren die na elkaar uitkomen; broedtijd ong. 26 dagen; beide ouders broeden.
Zie ook grote waadvogels.
Boat-billed Heron • Kahnschnabel • Savacou
Cochlearius cochlearius.