Net als haaien zijn roggen eigenlijk geen echte vissen maar behoren ze tot een aparte orde, de ►kraakbeenvissen. Het zijn platte dieren die zich voortbewegen door sierlijke, golvende bewegingen van de zeer grote borstvinnen die als een brede strook langs vrijwel het hele lichaam lopen.
Vele zijn echte bodembewoners die vaak in het zand of de modder liggen en daar hun voedsel opscharrelen, van schaaldieren tot zeesterren en jonge platvissen. De roggen die het open water prefereren zijn voortreffelijke zwemmers die snel en soepel door het water glijden. De roggen worden onderverdeeld in verschillende families – onder andere de sidderroggen, zaagvissen, echte roggen, pijlstaartroggen, vleermuisroggen en de reusachtige, soms tot zeven meter brede en meer dan duizend kilo wegende manta’s – en komen in enkele honderden soorten in de wereldzeeën voor. Enkele ook in brak en zelfs in zoet water, zoals een bepaalde pijlstaartrog in het Amazonegebied, een heel berucht dier dat door zijn giftige stekel veelal meer wordt gevreesd dan de piranha. Zo’n gemeen wapen bezitten de meeste soorten pijlstaartroggen, ook de soort die, als bewoner van de Atlantische Oceaan en Middellandse Zee, ’s zomers wel eens naar onze kust afdwaalt. De stekel bevindt zich op de lange, dunne en zeer beweegbare staart, die in verschillende richtingen kan worden gezwiept. Raakt de stekel daarbij een tegenstander – en die kans is groot want de roggen zijn heel trefzeker – dan ontstaat er niet alleen een fikse en slecht genezende maar, door het intredende gif, ook gevaarlijke wond. Voor de mens weliswaar niet direct dodelijk, maar toch wel uiterst pijnlijk.
Alleen wanneer men rechtstreeks in de buik wordt getroffen, schijnt levensgevaar niet denkbeeldig. Zeker niet bij grote soorten roggen, want die slaan met zo’n geweldige kracht toe dat ze met hun stekel de arm van een man gemakkelijk geheel kunnen doorboren.
Andere giftige soorten vinden we onder de vleermuisroggen, vaak reusachtige dieren van vier tot vijf meter lang die door de twintig à dertig centimeter lange gifstekel op hun staart bijzonder gevaarlijk kunnen zijn.
Heel onschuldig zijn de gewone roggen, merendeels bodembewoners, waarvan de grootste iets meer dan twee meter lang kunnen worden. Tot deze groep behoort ook de meest algemene rog van de Noordzee, de stekelrog, zo genoemd naar een rij niet-giftige stekels die hij op rug en staart heeft. Het mannetje wordt een centimeter of tachtig lang, het wijfje ongeveer anderhalf maal zo groot. Van deze roggen vindt men aan het strand vaak de – gewoonlijk lege – zes tot acht centimeter lange en vier centimeter brede vierhoekige donkere eikapsels. Het wijfje legt er ’s zomers enkele tientallen van, waaruit na een ontwikkeling van vier tot vijf maanden jonge roggen te voorschijn komen.
Bekend – en berucht – als ►elektrische vissen zijn de sidderroggen.