Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Puntlipneushoorn

betekenis & definitie

De zowel in het wild als in dierentuinen meest voorkomende neushoorn is de puntlip- of zwarte neushoorn, een gigant in gevangenschap, een toonbeeld van oerkracht in de wildernis. Meer nog dan olifanten doen neushoorns denken aan voorhistorische tijden.

Terecht, want inderdaad zijn het zeer ‘oude’ dieren – volgens sommigen ‘verouderde’ dieren die op de nominatie staan om uit te sterven. Als dit laatste waar is, zou het onder normale omstandigheden ongetwijfeld nog duizenden jaren kunnen duren. Helaas hebben de dieren ook te maken met hun allergrootste vijand, de mens. Van de honderdduizenden puntlippen, die amper een eeuw geleden over de Afrikaanse steppen zwierven, is slechts een handjevol over, naar schatting tussen de 10.000 en 13.000. Dat lijkt nog heel wat, maar door stropen en het in ‘vrije gebieden’ met vergunning schieten, gaan er jaarlijks meer af dan er bij komen. De neushoorn plant zich nu eenmaal niet snel voort.

Een jong exemplaar blijft ongeveer drie jaar bij de moeder. Wanneer we daar een draagtijd van achttien maanden bijtellen, blijkt dat de dieren eens per vier of vijf jaar één jong krijgen. In hun hele leven een stuk of zes als we de periode waarin ze vruchtbaar zijn op dertig jaar stellen. De te bereiken leeftijd zal om en nabij de 40 of 50 jaar liggen. Van de zes jongen – wat wel een maximum is – komt een zeker percentage door allerlei oorzaken, ongelukken, ziekten, roofdieren, om het leven. De natuurlijke aanwas is, ook als de neushoornmoeder kans krijgt lang genoeg te leven, beslist niet groot en net voldoende om onder gunstige omstandigheden de bevolking op peil te houden – maar te laag om de voortdurende aanvallen van de mens op te vangen.

Er komt bij dat neushoorns hoge eisen aan hun milieu stellen, veel meer dan bijvoorbeeld olifanten die zich goed aan veranderende omstandigheden kunnen aanpassen en die ook gemakkelijker een ander woongebied opzoeken. Neushoorns zijn honkvast en komen er niet gemakkelijk toe een vertrouwd gebied te verlaten. Dat gebied behoeft niet groot te zijn – vooropgesteld natuurlijk dat er voldoende voedsel is te vinden. Een neushoorn houdt er in het onmetelijke Afrikaanse land veelal maar een klein woonoord van vijf tot tien vierkante kilometer op na, waar hij of zij maar zelden uitkomt. Wordt het dier door de mens bedreigd, dan houdt het zich overdag schuil, maar in nationale parken en reservaten wandelt het al etend wat rond of ligt het, tijdens de heetste uren, op een min of meer vaste plaats te slapen, ’s Avonds wordt er gefourageerd en vooral gedronken. Hun woongebied is niet een territorium in de echte zin van het woord; de neushoorns verdedigen het niet tegen soortgenoten; die mogen vrij in- en uitgaan. Ze blijven er ook niet het hele jaar door, maar verdwijnen af en toe voor kortere of langere periode, meestal in verband met paringsgedrag of omdat een wijfje een jong moet krijgen. De ‘honkvasten’ keren gewoonlijk spoedig terug. Vechtpartijen tussen neushoorns, zoals wel worden gesignaleerd, vinden daarom meestal niet plaats tussen mannetjes die elkaar het eigendomsrecht van een territorium betwisten. Volgens de onderzoeker Guggisberg gaat het meestal om een mannetje dat avances maakt tegen een wijfje, dat daar niet of nog niet van gediend is. Wij zagen eens hevige schermutselingen, waarbij met de hoorns zwaar op elkaar werd ingebeukt, tussen een mannetje en een wijfje dat een vrijwel volwassen jong bij zich had. Wanneer we ze niet al een tijdje hadden geobserveerd en daardoor wisten om wat voor dieren het ging, zouden we de in het hoge gras vechtende neushoorns ongetwijfeld hebben aangezien voor twee mannetjes die om een wijfje – het jong – strijd leverden.

Door het steeds op eenzelfde plek aanwezig zijn, heeft men in verscheidene wildparken van Oost-Afrika bepaalde neushoorns individueel leren kennen. Zo vonden wij in het Amboseli-reservaat de beroemde neushoorn Gertie en ook haar al volwassen, zonder oren geboren zoon Pixie. Gertie was fameus om haar reusachtige voorste hoorn die 138 cm lang was – een reusachtig ding als men weet dat een wat je noemt grote hoorn omstreeks een halve meter is. In haar jonge jaren was Gertie vaak in gezelschap van Gladys, een rinoceros met een nog twee centimeter langere hoorn, die helaas door stropers werd gedood. Toen wij Gertie zagen, heel in de verte in een moeras, had ze een piepklein jong bij zich. Pixie lag min of meer op het verwachte plekje – een geluk, want hij was juist een paar dagen afwezig geweest, vermoedelijk achter een neushoorndame aan. Daar zag hij ook wel naar uit; hij zat onder de verwondingen – die hem niet schenen te deren.

Jongen blijven gewoonlijk een jaar of drie, soms iets korter of langer, bij de moeder. Tot het tweede jaar krijgen ze van haar te drinken; daarna moeten ze voor hun eigen kost zorgen. Zolang ze bij het wijfje blijven, kunnen ze wel op haar bescherming rekenen. Als een kalf meer dan twee jaar oud is, gebeurt het niet zelden dat de moeder een of meer oudere kinderen toestaat, zich weer bij haar aan te sluiten. Zo kan het gebeuren dat een moeder met vier elkaar in leeftijd opvolgende nakomelingen rondtrekt. Daar zijn dan ongetwijfeld exemplaren bij die al lang de geslachtsrijpe leeftijd hebben bereikt; dat is als ze een jaar of zeven, acht zijn.

Wat mij een aantal malen erg frappant voorkwam, was de ongeïnteresseerdheid van jonge, praktisch volgroeide neushoorns voor alle moeilijkheden die hun moeder ondervindt. In het hiervoor genoemde geval van de vechtende neushoornman en -dame gedroeg de jonge kolos, die bijna net zo groot was als zijn moeder, zich alsof hij nergens iets mee te maken had, of hij er niet bij hoorde. Vrijwel hetzelfde speelde zich af bij een ander en eender samengesteld drietal. Het mannetje was bepaald een voorzichtig exemplaar, want voor we goed en wel met de terreinwagen stilstonden, was hij al tussen het struikgewas verdwenen. Moeder en eveneens zeer groot kind stonden naast en tegen elkaar in de schaduw van een hoge struik. Het wijfje was door onze aanwezigheid duidelijk niet op haar gemak, ze snoof wat en stampte af en toe met een voorpoot.

Behalve snuiven kunnen neushoorns als ze worden gealarmeerd ook briesen. En, bij hevige schrik, zelfs schreeuwen. Het werd de neushoorndame niet alleen door ons lastig gemaakt, maar ook door buffelpikkertjes, kleine vogels die men in Afrika bij vele dieren op de rug ziet en die zich bezig houden met het oppikken van insekten, teken en andere parasieten. Het roodgesnavelde vogeltje pikte onophoudelijk in een van haar neusgaten wat haar kennelijk pijn deed, want geregeld sloeg ze er met een voorpoot naar. De buffelpikker was sneller. Als de poot kwam, trippelde of fladderde hij even opzij.

Vóór de neushoornpoot weer aan de grond was, had hij zijn plaats aan het neusgat hernomen. Ook hier was het jong zich de ongerustheid van de moeder kennelijk niet bewust. Het was zelfs nieuwsgierig want na een poosje schoof het achteruit tussen moeder en bosje vandaan en liep achter haar langs om ons beter te kunnen bekijken. Dat ging het wijfje te ver. Met de kop drukte ze haar kind een stukje terug en naar opzij, schoof voor hem langs en duwde hem in de richting van dicht struikgewas, waar hij haar zonder meer volgde.

Om nog even op de buffelpikkers terug te komen: bij een andere neushoorn, die een paar fikse wonden had, zagen we eens hoe een buffelpikker met geweld in zo’n wond zat te hakken, zonder dat het slachtoffer op de toch pijnlijk lijkende operatie reageerde. Mogelijk houden de vogels aldus wonden schoon en vrij van parasieten.

Puntlipneushoorns zijn voor onze begrippen bijzonder slecht van gezicht. Horen kunnen ze echter uitstekend en ruiken zo mogelijk nog beter. Over het algemeen zijn ze nogal kort aangebonden, mogelijk omdat ze bij vreemde verschijnselen in hun buurt niet goed kunnen zien wat er aan de hand is en derhalve maar beginnen met aan te vallen. Vertelt de neus ze op het laatste ogenblik dat er geen gevaar dreigt of dat het beter is niet door te zetten, dan zwenken ze vaak vlak voor hun doel af. Heel wat automobilisten – en wijzelf ook – hebben in Afrika op die manier neushoorns vlak langs de wagen zien stuiven. Waarbij moet worden vermeld dat er ook exemplaren zijn, die wèl doorzetten.

Gewoonlijk zijn dat dieren die minder goede ervaringen met auto’s of mensen hebben opgedaan, bijvoorbeeld aangereden of door jagers verwonde exemplaren. Zulke neushoorns zijn levensgevaarlijk.

In tegenstelling tot de ►breedlipneushoorns, echte grazers, zijn de puntlippen knabbelaars, eters van bladeren en twijgen die ze met de vingervormige bovenlip afplukken. Ook zij eten wel van de grond, maar dan zijn het meestal kleine struikjes of andere stevige gewassen, die ze met wortel en al lostrekken. In de dierentuin zal men ze als pure planteneters hooi, gras, graan, voerbieten, groenten en dergelijke kost geven. Maar in Artis heeft een neushoorn laten zien dat hij ook wel iets anders lustte door een in zijn perk terechtgekomen … duif met veren en al op te peuzelen.

Ofschoon er in vele dierentuinen in de wereld puntlipneushoorns worden gehouden, zijn er naar verhouding nog maar betrekkelijk weinig geboren, hooguit een paar dozijn. De oorzaak ervan is niet alleen de hoge aanschaffingsprijs, waardoor men dikwijls maar over één exemplaar beschikt, maar ook de moeilijkheid om een paartje te vormen. De dieren moeten elkaar liggen – en dat komt men alleen te weten als ze bij elkaar worden gezet. Blijken ze elkaar niet te mogen en wordt het vechten, dan is het geen makkelijke opgave, ze heelhuids uit elkaar te krijgen.

Totale lengte 3.50-4.25 m; staart 60-70 cm; schouderh. 1.50-1.70 m; gew. 1200-1500 kg, max. 2000 kg. Voorste hoorn 50-60 cm; record 1.38 m. In dierentuin zelden meer dan 30-40 cm. Tweede hoorn gewoonlijk 20-30 cm.

Donkere, grijs-bruine ruwe huid; haren aan staart en oorranden.

Voedsel: Plantaardig.

Draagtijd volgens de een 450-475, volgens ander 540 d. Jong kan vrijwel direct lopen; krijgt ong. 2 j. te drinken, blijft gem. 3 j. bij wijfje.

Max. leeftijd in dierentuinen varieert van 40-50 j. Worden soms zeer mak; laten zich dan graag aanhalen. Zie ook neushoorns.

Black Rhinoceros • Schwarzes Nashorn • Rhinocéros noir

Diceros bicornis.

< >