Een van de grappigste, levendigste en interessantste papegaaien is de beroemde – en lange tijd beruchte – kea van Nieuw-Zeeland. Het is onmiskenbaar een papegaai, maar met een heleboel vreemde trekjes die zowel aan een roofvogel doen denken als, om een andere uiterste te noemen, een speelse poes.
De kea leeft op grote hoogte boven de zeespiegel in bergachtig gebied, aan welk woeste milieu hij zich uitstekend heeft aangepast – misschien wel heeft moeten aanpassen. Nagenoeg van zijn ontdekking in 1856 af is hij als ernstige bedreiging van de schapenteelt beschouwd. Als een kea in zijn vaderland werd afgebeeld, zag men hem altijd bloeddorstig bezig een schaap de nieren of andere organen uit het lijf te rukken. Tot voor kort beschouwde men de papegaai – en sommigen doen dat ook nu nog – als veroorzaker van schier al het onheil dat schapen kon overkomen. Het is niet onmogelijk dat het dier wel eens aan een dood schaap plukt; levende exemplaren hebben echter niets van hem te vrezen, zo heeft een onderzoeker opgemerkt. De vogel is er zelfs bang voor.
Eer men tot die overtuiging kwam, hebben echter tienduizenden kea’s het leven gelaten. Er stond lange tijd zelfs een dusdanig hoge prijs op hun hoofd dat heel wat mannen van de jacht op de kea leefden. Slechts aan het gelukkige feit dat de vogel zich in moeilijk toegankelijk berggebied heeft teruggetrokken, hebben we het te danken dat hij niet is uitgeroeid. In gevangenschap zijn kea’s kostelijke dieren en – merkwaardig voor een vogel – speels bovendien, vooral als er een paartje bijeen is. Opvallend is hun loop, niet zoals bij andere papegaaien vreemd schuifelvoetend, maar hippend als een reuzenmus. Ze zijn dol op speelgoed en maken er, ook van takjes en steentjes, een intensief gebruik van. Dikwijls neemt het mannetje iets in de poot en biedt het zo zijn wijfje aan. Alles moet wel stevig zijn, want wat in de sterke snavel komt, heeft heel wat te lijden. Een schroefdop van het waterbassin in hun kooi, die met de hand stevig werd vastgezet, draaiden de kea’s zonder moeite los.
■ Totale lengte 40-45 cm. Roofvogelachtige kop met grote, slanke kromme snavel.
Olijfgroene aanblik. Iedere veer met zwart strookje afgezet; achterzijde nek geelachtig en bruin, rug en vleugels bruingroen, vleugels met blauw en rood. Aan romp en op staart rood met donkere dwarsstrepen. Onderzijde en aan flanken rood en oranjeachtig met bruin; donkere snavel.
Voedsel: Wortels, knollen, allerlei vruchten, larven, insekten enz.
Broedt in holen; 3-4 witte eieren; wijfje broedt 25-29 dagen. Mannetje voert wijfje maar mag zelf niet op het nest komen. Jongen pas na 10-11 weken uit nest. Zijn dan praktisch net zo gekleurd als ouders.
Danken naam aan geluid dat ze maken. Vooral in schemering actief.
Kea • Kea • Kéa
Nestor notabilis.