Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Indische olifant

betekenis & definitie

Indische olifanten zijn al duizenden jaren zeer gewaardeerde hulpkrachten van de mens, vooral bij zwaar werk. Tot op de dag van vandaag worden ze, hoezeer ook in vele gevallen de machine hun plaats heeft ingenomen, op speciale farms afgericht.

Reeds in 1650 werden door de Hollandse kolonisten op Ceylon jaarlijks 2500 in het wild gevangen olifanten getraind en naar India geëxporteerd. Zoiets is al lang een onmogelijkheid; van de vele tienduizenden olifanten die eens Ceylon bevolkten, zijn er misschien nog 1500 over. De uitbreiding van de cultuurgrond op het eiland doet ook dit getal steeds verder ineenschrompelen. Op het vasteland van Azië is het niet veel anders, al wordt daar de olifant over het algemeen nog iets meer als werkdier gebruikt, voornamelijk in de bosbouw bij het versjouwen van stammen en, fraai versierd, bij allerlei ceremoniën. Dat is misschien voor de dieren niet zo plezierig, maar het geeft wel meer waarborgen wat betreft hun voortbestaan. In alle zich ontwikkelende landen met een snel groeiende bevolking kunnen grote, veel ruimte vereisende dieren misschien alleen blijven bestaan als ze van economisch belang zijn.

Bijvoorbeeld uit oogpunt van toerisme – wildparken – of als leveranciers van vlees en andere produkten en van arbeid. Zelfs dan is er nog geen zekerheid want de olifant die interessant is voor de toerist, kan een plaag zijn op de aan een reservaat grenzende landbouwgrond. In India vinden de laatste jaren vele tientallen olifanten de dood als gevolg van insektenbestrijdingsmiddelen en landbouwvergiften. Voedsel wordt door de boeren soms met opzet vergiftigd en min of meer voor de olifanten klaargezet. Minstens negen van de tien olifanten die men in dierentuinen aantreft, zijn Indische olifanten. Dat wordt in de eerste plaats veroorzaakt door het feit dat zij al zijn afgericht als ze uit hun vaderland komen en dus wat gemakkelijker in de omgang zijn. Wat niet wil zeggen dat het allemaal lieverdjes zijn. Zolang ze jong zijn, gaat het allemaal uitstekend en zijn ze net zo volgzaam als kinderen die doorlopend bezig zijn kattekwaad uit te halen. Met de jaren komen evenwel de nukken, vooral bij de mannetjes. Het is niet voor niets dat men volwassen stieren slechts zelden in gevangenschap ziet.

Ze kunnen narrig en gevaarlijk zijn, vooral in bepaalde perioden, de zogenaamde ‘must’, wanneer uit dik opgezette klieren aan de zijkant van de kop een vloeistof wordt afgescheiden. Wat de betekenis van die ‘must’ is, weet men niet precies. Het schijnt niets met bronst of geslachtsrijpheid te maken te hebben want doorgaans treedt het pas op als de olifant een jaar of achttien is. Dan is hij reeds lang volwassen, want op acht- of negenjarige leeftijd is hij vaak al tot voortplanting in staat een wijfje ongeveer een jaar later. In ieder geval is de stier in die tijd hoogst onbetrouwbaar en is het zaak ver uit zijn buurt te blijven. Van spoorrails vervaardigde hekken knapten in een Duitse dierentuin als luciferhoutjes af toen zo’n boze olifantman er een woeste aanval op deed.

Het werk van de dagelijkse verzorger in de dierentuin is daarom niet gemakkelijk. Het is niet voldoende dat hij veel van olifanten afweet; hij moet vooral de hebbelijk- en onhebbelijkheidjes van de onder zijn hoede staande exemplaren kennen. Geen enkele olifant is gelijk aan de andere. Elk dier moet anders worden behandeld en benaderd. Wat de een zonder meer accepteert, een boos woord, een tik op de slurf, is voor de ander aanleiding om narrig te worden. En dan houden ze er – als ze zich tenminste niet laten gaan want dan is er geen huis met ze te houden – maniertjes op na die wij mensen ‘geniepig’ zouden noemen.

Een terloopse klap met een slurf – wat heel hard aankomt – of een poging de verzorger tussen zich en de muur te krijgen en dan even tegen hem aan te leunen. Zo op het oog niet eens erg boosaardig, maar wel voldoende om gemangeld te worden. Voor de ervaren verzorger zijn de ogen der olifanten de spiegels van hun humeur. Rustig en voorzichtig zijn, niets afdwingen, ze doorlopend op hun gemak stellen, maar de dieren toch steeds laten voelen dat ze niet de baas zijn – dit ongeveer zijn de belangrijkste stelregels die bij de verzorging van olifanten in acht moeten worden genomen. Althans van de wijfjes. Bij een volwassen man heeft men eigenlijk niets in te brengen.

Men kan weinig meer doen dan hem te eten geven, te zorgen dat hij niet kan uit- en niets kan afbreken en vooral uit z’n buurt te blijven. Hij kan verder reiken dan z’n slurf lang is. Hij kan met behulp van dit lichaamsdeel namelijk uitstekend en hard gooien met alles wat hij in zijn perk of stal vindt. Desnoods gebruikt hij zijn eigen uitwerpselen als projectielen.

Hoe groot en sterk ze ook zijn, toch zijn olifanten zeer voorzichtig van aard en bang voor alles wat vreemd is. Het laten overlopen bijvoorbeeld naar een andere stal waarin ze niet gewend zijn, kan soms heel wat moeilijkheden geven. Vele weken lang is men in Artis bezig geweest daar een zeer mak, volwassen wijfje toe te brengen. Wekenlang heeft een tussendeur uitnodigend opengestaan. Ze weigerde er door te gaan. Ook niet toen in haar eigen stal een paar kranten werden verbrand.

Ze verkoos het gevaar van de brand boven de mogelijke gevaren in het andere verblijf. Dat olifanten doodsbang voor muizen zouden zijn, ging bij haar niet op. In haar stal losgelaten exemplaren vond ze aanvankelijk wel griezelig, maar na een paar minuten had ze een uitstekende methode gevonden om ze van ’t lijf te houden: even flink blazen met de slurf. Toen een deel van haar voedsel, lekkere bebladerde takken, zo ver in het nieuwe verblijf werden gelegd dat ze er wel in moest wilde ze eten, kreeg ze hulp van een bij haar inwonend jong wijfje. Die haalde de etenswaren netjes voor haar op, zodat ze geen poot in de andere stal behoefde te zetten! Aldus demonstrerend dat olifanten elkaar niet alleen in de natuur maar ook in gevangenschap hulp verlenen.

Indische olifanten in het wild zijn bewoners van velerlei terrein, vooral van bosgebied. Ze leven in familiegroep)es van tien of minder tot soms wel veertig stuks, bestaande uit wijfjes en jonge dieren, gewoonlijk geleid door een ouder wijfje, een grootmoeder. De stieren houden zich doorgaans afzijdig en komen alleen in de paartijden naar de andere sexe. Gedurende het regenseizoen zoeken de dieren het hogerop, in de droge periode vergaren ze hun volumineuze maaltijden in de lager gelegen moerassige gebieden. Ze zijn dol op water. Het kan ze niet veel schelen wat voor water ze drinken, maar ten aanzien van hun badwater zijn ze bijzonder kieskeurig. Zo enigszins mogelijk zoeken ze daar stilstaand water voor uit.

Ofschoon het nog steeds geen alledaagse gebeurtenis is, hebben al heel wat olifantjes in gevangenschap het leven aanschouwd. Met circussen inbegrepen tegen de zestig.

Totale lengte van slurf- tot staartpunt 6,50-7,50 m; staart 1,25-1,50 m; schouderh. 2,75-3 m. Schouderh. is gemiddeld 2 maal omtrek voorvoet. Gewicht 2500-4000 kg. Wijfjes zijn kleiner.

Lengte slagtanden 60-100 cm; gewicht 20-35 kg. Bij wijfjes zo klein dat ze in lipplooien verborgen blijven.

Record olifant: schouderh. 3,38 m. Record slagtand 2,67 m; gewicht 73 kg, omtrek tand 56 cm.

Een 4-jarige olifantman in Artis was van kop tot staartwortel 2,05 m, schouderh. van 1,75 m, staart 82 cm, slurf 95 cm, slagtanden 18 cm. Gewicht 1200 kg.

Donkergrijs of grijsbruin. Soms met lichtere roseachtige plekken op kop, slurf en oren. Met veel lichte plekken over gehele lichaam worden als z.g. witte olifanten beschouwd.

Voedsel: Plantaardige kost in grote hoeveelheden van allerlei soort. In Artis per dier per dag 21,5 kg krachtvoer, 25 kg hooi, 37,5 kg voerbieten, 22,5 kg wortelen, totaal ong. 106 kg.

Draagtijd gem. 21 mnd. Gewoonlijk 1, zelden 2 jongen. Wijfje krijgt in het wild eerste jong meestal op 9 à 10-jarige leeftijd. Kan tot 40ste jaar jongen krijgen. Gem. schouderh. pasgeboren ex. 80-90 cm; slurf 40-50 cm, staartje 45 cm, gewicht 50-100 kg, gewoonlijk omstreeks 100 kg. In wild vaak om 2½ à 3 jaar jong; dan vaak 1e en 2e jong bij moeder drinken. In totaal ong. 60 in gevangenschap geboren.

Ofschoon ze het ook staande kunnen, slapen olifanten ’s nachts vaak enkele uren liggende op een zij; hoe ouder, hoe vaker. Werkolifanten werden door beide partijen veelvuldig in Vietnamese oorlog gebruikt. Op Ceylon heeft slechts 4 tot 5 procent van de stieren zichtbare slagtanden. Zij worden veelal beschouwd als geïsoleerde eilandvorm waarbij kleine verschillen zijn ontstaan, zoals het ontbreken van slagtanden.

Zie ook olifanten.

Indian Elephant • Indischer Elefant • Eléphant des Indes

Elephas maximus.

Het is niet bekend of de olifant overal in Achter-Indië nog in het wild voorkomt. De ex. in Noordoost-Borneo zijn vermoedelijk verwilderde tamme olifanten, die in vorige eeuw voor inheemse hofhoudingen zijn geïmporteerd.

< >