Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Fennek

betekenis & definitie

Het zijn hartveroverende diertjes, de kleine fenneks of woestijnvosjes, met hun reusachtige oren en grappige snuitjes. In elke dierentuin trekken ze een doorlopende, vertederde belangstelling.

Het zijn de kleinste van alle vossen en ook van alle roofdieren – en de gewoonste dieren van de Noordafrikaanse en misschien Arabische woestijngebieden. Watervlug zijn ze, wat ook wel noodzakelijk is, willen ze zich in de eindeloze open zandgebieden kunnen handhaven tegen jakhalzen, hyena’s en roofvogels. Hun fraaie zandkleur is een uitstekende camouflage, maar dat zou nog niet voldoende zijn als ze niet tevens uiterst waakzaam en voorzichtig waren. Niets ontgaat ze en het minste of geringste doet ze in een flits in hun hol verdwijnen. Zelfs ’s nachts, als ze slapen, waarbij ze de dikke staart zodanig om zich heen hebben geslagen dat de grote oorschelpen vrij blijven, zijn ze niet te benaderen. Elk ongewoon geluidje, hoe miniem ook, maakt ze klaarwakker.

Voor vijanden zijn ze dan ook vrijwel ongrijpbaar. Het is niet voor niets dat de Arabieren zeggen: Twee honden laten een fennek spelen, drie doen hem lachen, vier doen hem rennen, vijf vluchten en zes krijgen hem te pakken. Fenneks leven gezellig in gezinsverband in holen, min of meer burchten, die tussen plukjes gras of planten worden gegraven en ongeveer een meter diep liggen. Van binnen worden ze gestoffeerd met zachte plantedelen en haren. Dat graven gaat razendsnel. Een fennek die een hol maakt, zeker wanneer het de bedoeling is aan vijanden te ontkomen, ziet men als het ware in de grond verzinken.

In tien minuten tijd zit hij bijna een halve meter diep. Wil hij nog verder, dan gaat hij op een zij liggen, zet zich met de achterpoten schrap en krabt met de voorpoten in razende vaart het zand weg. Vaak staan de burchten van verschillende gezinnen door gangen met elkaar in verbinding. De gezinsleden gaan onderling heel vriendelijk met elkaar om. Komen ze elkaar tegen, dan begroeten mannetje en wijfje en ook de kinderen elkaar. Veelal blijven ook de jongen van een vorige worp in het gezin.

De nacht en het heetste deel van de dag brengen ze onder de grond door. Des nachts kruipen ze dicht tegen elkaar aan want dan kan het in de woestijn bitter koud zijn. In de ochtend gaan ze steevast een tijdje lekker in de zon liggen om de kou van de nacht te verjagen. Die aanpassing aan sterk uiteenlopende temperaturen maakt ze tot gemakkelijke dieren in gevangenschap waar ze ’s winters, zelfs bij flinke vorst, best zonder verwarming kunnen als ze de beschikking hebben over een droog, met stro gevuld hok. Tegen zonsondergang komen ze uit hun holen om naar de weinige drinkplaatsen te gaan. Zonodig schijnen ze zeer lang buiten water te kunnen.

Luisterend en ruikend gaan ze op zoek naar voedsel: insekten, hagedissen, vogels en kleine knaagdieren. Ook schijnen ze plantaardige kost te eten.

Totale lengte 55-65 cm; staart 18-20 cm; schouderh. 18-20 cm; oren 10 cm; gewicht 800-1000 gr.

Vrijwel egaal zandkleurig tot lichtbruin, lichter aan buikzijde.

Voedsel: Allerlei kleine dieren, van insekten tot hagedissen en vogeltjes. Ook plantaardige kost als vruchten, o.a. dadels. Schijnt zeer goed buiten water te kunnen.

Draagtijd 50-52 dagen; 1-4 jongen, grappige diertjes met dan nog korte flaporen, rond kopje en kort staartje.

Zie ook hondachtigen.

Fennec • Fennek • Fennec

Fennecus zerda.

Uitsluitend in woestijngebieden. Misschien ook nog in Arabië, maar zeer zeldzaam. Laatste daar gezien in 1932. Wordt vaak verward met verwant woestijnvosje.

< >