Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

zoutje

betekenis & definitie

kleine zoutsmakende lekkernij.

kleine zoutsmakende lekkernij zoals een zout chipsschijfje, een zoute stengel, een zoute pinda e.d. die vaak bij een borrel of als hartige versnapering wordt genuttigd; ook ter aanduiding van de soort van zoutjes.

Voorbeelden:
Je valt ook echt niet af doordat je dat ene zoutje of chocolaatje weigert.
http://www.goeievraag.nl/vraag/eten-drinken/overig/weken-eventjes-bezig-voeding-letten.30976, 2010

Toen schaterden de beide heren van plezier en begaven zich naar beneden om bij wijn en kaas en zoutjes over andere zaken te keuvelen dan over boeken.
Rico Bulthuis, De koorddanseres en andere herinneringen, 1985

De aloude vertrouwde Smiths-chips houden binnen zes weken op te bestaan. In plaats daarvan krijgen de zoutjes de internationale merknaam Lay's, naar moederbedrijf Frito-Lay.
De Telegraaf, 2001

De pinda is voor veel producten te gebruiken. Zowel als zoutje, maar ook in koeken, taarten, in ijs, müesli, suikerpinda's, bonbons en chocoladerepen.
http://www.amandanuss.de/nederlands/productinformatie/klein-en-veelzijdig/index.html

Wokkels zijn een bepaald soort spiraalvormig zoutje [...]. Het zoutje is gemaakt van aardappelpuree en er zijn twee varianten: naturel en paprika.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Wokkels, 2012

Ik heb al verschillende zoutjes van het huismerk met veel tevredenheid geproefd en nu waren de zoute stengels aan de beurt. Deze zoute stengels zijn gemaakt van bladerdeeg waar iets zout is aan toegevoegd.
http://plazilla.com/jumbo-zoute-stengels, 2012

< >