Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zomerschoen

betekenis & definitie

schoen voor in de zomer.

schoen die door zijn lichtere, vaak luchtige materialen en/of opengewerkte gedeelten geschikt is om te dragen bij zomers weer; schoen voor in de zomer.

Voorbeelden:
Ze heeft blote benen van wittig vlees, en sandalen vanwege de warmte, witte zomerschoenen met een hakje, boven een wijde bloemenjurk.
Anna Enquist, Het meesterstuk, 1999

Aan een gedekte tafel met taart en gevulde cognacglazen zitten twee superslanke jonge vrouwen recht tegenover elkaar. De ene vrouw draagt een zwart avondkleed zonder mouwen en diep uitgesneden hals. Ze draagt zwarte netkousen en zomerschoenen met hoge hakken.
http://143.169.1.181/zorra/Ads/2001/Gal_binnenhuis_ModularLightning0801.htm, 2001

Na enkele stappen raakten zijn dunne zomerschoenen, die in Californië genoeg bescherming boden, doordrenkt van de bruine prut op het wegdek, en toen hij het trottoir voor de school bereikte was het vocht al naar binnen gedrongen en voelde hij hoe zijn sokken begonnen te soppen.
Leon de Winter, God's gym, 2002

De meesten van ons zullen schoensgewijs wel weer - saai, voorspelbaar, maar zo is het nu eenmaal - ergens tussen deze twee uitersten in belanden. Ook daar is in voorzien, al is 'er tussenin' deze zomer gemiddeld toch eerder een degelijke schoen dan een elegante. Van veel dichte winterschoenen is eenvoudigweg de hiel afgehaald en vervangen door een bandje: zomerschoen. Ze beginnen van voren degelijk gesloten en laten dan aan de achterkant ineens alle decorum vallen.
NRC, 1995

Ook mannen met brede voeten moeten zich goed kunnen kleden. Daarom biedt de collectie ook een paar zomerschoenen voor deze categorie heren: een Chelsea boot met spits uitlopende elastieken inzetten. De enigszins ronde neus staat op een vierkante zool.
http://www.gayworld.be/lifestyle/mode/florisvanbommel.php, 2003

< >